Avondnatuur

Avontuur is... hartje zomer, na een snikhete dag, om half tien 's avonds nog even in je eentje in de Boezem gaan zwemmen bij zonsondergang. De jeugd naar huis, heel het roze kleurende water tussen de gouden rietkragen voor je alleen. Alleen een handdoek mee, je jurk uitgooien, je in het lauwe laten glijden en je, al baantjes trekkend tussen de futen en waterlelies, The Queen Of The World voelen. En dat op vijf minuten fietsen van je huis. De enige footprint die ik achter laat is met mijn tenen in de smeuige, vette klei op de bodem. Zalig.

Terwijl ik samen met de zwaluwen onder de houten brug door zwem, kijken passerende fietsers verrast naar de vrouw in het water. Veertig plus, alleen, op dit tijdstip. Dat zie je hier niet. Het maakt mijn kick stiekem nog ietsje groter.

Als de schemering wat oncomfortabel begint te voelen, na nog één baantje, en nog twee, til ik mezelf op de kant, droog me af, trek mijn jurk over mijn natte bikini, kijk nog even uit over de polder terwijl ik net zo gloei van levenskracht als de zon die net afscheid nam, en zoef volmaakt gelukkig naar huis. De natte stof voelt op die plekken heerlijk koel op mijn huid en trappen kostte nog nooit zo weinig moeite. Ik voel me één met de polder, de wereld, het heelal en met de buren die hun plastic zwembad op het kunstgrasveldje in hun tegeltuin aan het afdekken zijn voor de nacht.

Na een snelle douche ben ik nog klaarwakker en kijk zittend op de tuintafel hoe de vleermuizen de muggen vangen die dansen op de gevelwarmte. Zwarte fladderflarden tegen een magisch saffierblauwe hemel. Ik wacht tot mijn ogen zwaar worden en stoor me zelfs niet aan de driftig draaiende airco van de buren, de flarden Netflix en de niet aflatende stroom what's app piepjes van de buurvrouw verderop. Een slecht teken. Ondanks de 39 graden van de dag, slaap ik die nacht als een roos. 

De volgende dag ben ik uitgeput en leeg. De zwemsessie was de grande finale van een iets te compacte serie zomervakantieactiviteiten: in vier dagen tijd én een uurtje terrassen met een vriendin, én een neus-achterna-wandeling door het Alblasserdamse park (met bever spot), én een flink potje mozaieken. Dat ik alle andere uren (en dat zijn er een hoop) voor pampus lag te rusten, biedt daar onvoldoende tegenwicht voor. Mijn brein voelt alsof het in elkaar geslagen is. 

Ik vind mezelf vandaag opeens een ongelofelijke outsider en een zonderling. Enerzijds is dat ok, ik ben wie ik ben, mijn situatie is zoals die is, en de chemie tussen die twee gegevens brengt me -ook- een rijkdom waarvan ik donders goed besef hoe uniek en wonderschoon die is. Maar de eenzaamheid en waardeloosheid die ik tegelijkertijd voel, is even intens als mijn geluk en zelfverzekerdheid van de avond ervoor. Ik weet dat dat gevoel weer verdwijnt zodra ik uitgerust raak, ontprikkel en tot mezelf kom. Maar dat gaat een dag of wat duren. Met mijn eigen arm om mijn schouders kruip ik in mijn hol. Verdrietig om niets, hondsmoe van weinig én dankbaar voor zoveel.